Nierstenen

Tot ver in de vorige eeuw was de blaassteen de meest frequente vorm van urinesteenlijden. Na de industrialisatie en toename van de welvaart met daaraan gekoppeld duidelijk verandering van het dieet (toename consumptie zout, suikers en dierlijk eiwit) is de incidentie van stenen in de hogere urinewegen toegenomen. De hoogste incidentie is nu bij mensen in de 3de tot 5de leeftijdsdecade met een man/vrouw-verhouding van 2-3:1. Tot de tachtiger jaren was niersteenlijden een belangrijk gezondheidsprobleem en ongeveer 20% van de patiënten die toen werden geopereerd ondervonden na verloop van tijd een nierfunctieverlies.
Met de introductie van moderne behandelingstechnieken zoals ESWL (niersteenvergruizing), endoscopische behandelingen (inwendige kijkoperaties) en percutane chirurgie (via de huid) is niersteenbehandeling veel minder belastend geworden en derhalve de morbiditeit en kans op nierfunctieverlies afgenomen. Niettegenstaande dat is de kans op ontwikkelen van een nieuwe steen hoog tot 50 en 75% na respectievelijk 10 en 25 jaar. Daarom blijft een open oog voor eventueel onderliggend lijden noodzakelijk om waar mogelijk recidieven te voorkomen. Voorkomen blijkt nu ook nog beter dan genezen.
Wat is nu belangrijk?
Steenanalyse
De beste techniek is infraroodspectrometrie. Dit geeft een exacte kristalgrafische samenstelling zelfs van zeer kleine brokjes. Meest voorkomende stenen: 44% calciumoxalaat; 30% calciumoxalaat met calciumfosfaat; 6% calciumfosfaat; 11% struviet; 3% urinezuur; 1% cystine en de rest is variabel 5%.
Beeldvormend onderzoek
Meestal wordt een echografie uitgevoerd. Vroeger gebeurden zeer regelmatig contrastonderzoeken (IVU-intraveneuze urografie). Dit onderzoek wordt nu alleen nog in zeer specifieke gevallen aangevraagd. Meestal wordt bij patiënten met nierstenen nu een spiraal CT-scan uitgevoerd (multislice CT). Dit is een efficiënt, snel onderzoek zonder contrast en met lage stralenbelasting. De intraveneuze urografie wordt bijvoorbeeld nog uitgevoerd om eventueel anatomische afwijkingen in het afvoersysteem op te sporen.
Urineonderzoek
Labo-onderzoek
- Beperkt onderzoek bij patiënten met een laag risico op recidiefstenen (na eerste steen, serumcalcium; fosfaat; creatinine en urinezuur). Uitgebreid metabool onderzoek bij verhoogd risico.
- Serumbepalingen van calcium; fosfaat; urinezuur; natrium; kalium; chloor; natriumbicarbonaat; bijschildklierfunctie testen.
- 24-uurs urineonderzoek op volume; calcium; urinezuur; fosfaat; oxalaat; citraat; natrium; kalium; magnesium en creatinine. Het dieet kan van dag tot dag kan variëren, daarom moet het 24-uurs onderzoek bij voorkeur 3x worden herhaald.